Preek van 7 september 2025

Preek van 7 september 2025

23zondag door het jaar

Dierbare broeders en zusters, het Lucasevangelie dat we vandaag hoorden, nodigt ons uit om na te denken over hoe we ware discipelen of volgelingen van Jezus kunnen worden. Een ware gelovige vereist een grote toewijding om te voldoen aan de eisen die Jezus ons gaf. Van gelovigen wordt verwacht dat ze hun leven voortdurend vernieuwen om steeds meer in lijn te komen met wat Jezus ons vandaag leert. Deze nieuwe manier van leven kan heel anders zijn dan de manier waarop ze voorheen leefden. Er moeten drie voorwaarden zijn om een ware discipel van Jezus genoemd te worden:

Ten eerste: Iedereen die zijn ouders, familie, verwanten of zelfs zijn eigen leven niet "haat", is het niet waard om zijn discipel te zijn (Lucas 14:26).  De term "familie haten" moet worden begrepen in de context van het gebruik van Semitische talen, een groep talen die in het oude Midden-Oosten werden gesproken. Deze taal heeft een kenmerkende stijl die verschilt van de onze vandaag de dag. Er wordt vaak gebruikgemaakt van een hyperbool, scherpe contrasten of termen die meer figuurlijk dan letterlijk zijn. Het woord "haat" betekent niet echt emotionele haat, die kan leiden tot geschillen, conflicten en vijandigheid zoals wij die vandaag de dag begrijpen. De leer van haat is bedoeld om Jezus' volgelingen aan te moedigen Jezus voorrang te geven boven familie, degenen die hen het meest na staan. Het gaat dus niet om het afwijzen van familie, maar om Jezus' prioriteit. Jezus eist dat zijn discipelen Hem boven alles stellen. Als er een conflict is tussen Christus' wil en de verlangens van hun familie, kiest een ware discipel voor Christus. Als familie bijvoorbeeld bedrog aanmoedigt om grotere voordelen te behalen, moeten Christus' discipelen de moed hebben om te weigeren, zelfs als dat een conflict riskeert. Familie mag geen belemmering vormen voor het geloof. Door Jezus boven alles te stellen, kunnen we onze familie zuiverder liefhebben. Omdat onze liefde niet langer egoïstisch of bezitterig is, maar voortkomt uit Gods eigen liefde.


Ten tweede: Neem het kruis op en volg Jezus (vers 27). Deze woorden zijn geen uitnodiging om het kruis te zoeken of moeilijkheden in het leven te zoeken. Vandaag de dag is het kruis te vinden in het lijden, de strijd en de offers die gebracht moeten worden. Het kruis opnemen betekent bereid zijn om ontberingen, afwijzingen en zelfs lijden te ondergaan omwille van het geloof. Het kruis opnemen moet gebeuren met volledige toewijding, niet met halfslachtigheid, maar met volledige trouw tot het einde. In een moderne wereld, die de nadruk legt op mensenrechten, kan de vrijheid om te doen wat je wilt ons verleiden tot verder egoïsme, en de verleiding van genotzucht, kan ons ertoe brengen de nobele waarden van het leven te verlaten. Jezus' zelfopofferende liefde aan het kruis is een teken van totale liefde. Het kruis dragen betekent ook bereid zijn om offers te brengen voor anderen, of het nu in familie, werk of maatschappij is. Het kruis is niet slechts een last van lijden, maar een pad naar een vol en authentiek leven.


Ten derde: Afstand doen van bezittingen (vers 33). Deze vereiste wordt genoemd na de gelijkenissen over het opstellen van een voldoende budget voordat je begint met bouwen (verzen 28-30) en het zorgvuldig inschatten van je eigen kracht voordat je ten strijde trekt (verzen 31-32). 
Deze twee gelijkenissen leren discipelen om op een volwassen manier verantwoordelijkheid te dragen voor belangrijke plannen. Discipelschap is geen kortstondige, vrome wens en is onderhevig aan verandering, afhankelijk van de omstandigheden. Je moet je eigen kracht zorgvuldig inschatten. Dit vereist niet alleen de moed om te beginnen, maar ook het vermogen om door te gaan en alle gevolgen te accepteren. Het karakter van een discipel van Jezus is vrijheid, zelfs als het om bezittingen gaat. In deze context wordt duidelijker waarom mensen de banden van bezittingen moeten loslaten. Een van de kenmerkende kenmerken van het Koninkrijk van God, vanuit Lucas' perspectief, is zorg voor de armen. Dit betekent dat degenen die meer hebben, worden uitgenodigd om hun rijkdom te gebruiken om mensen in nood te helpen. In het huidige consumptietijdperk betekent dit dat we een hebzuchtige levensstijl durven te weerstaan en kiezen voor een houding van vrijgevigheid, solidariteit en zorg voor anderen, waardoor we vrij zijn om lief te hebben, te dienen en ware vreugde te ervaren.

Mogen onze gebeden ons de gave van de Heilige Geest schenken, die ons goddelijke wijsheid schenkt in ons leven. Een leven waarin we steeds meer van onze naasten houden en bereid zijn offers te brengen voor een beter leven.

1e lezing: Wijsheid 9, 13-18b; 2e lezing: Filemon 9b-10. 12-17; evangelie: Lucas 14, 25-33
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd trokken talloze mensen met Jezus mee’ Hij keerde zich om en zei tot hen: ‘Als iemand naar Mij toekomt, die zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling niet zijn. Als iemand zijn kruis niet draagt en Mij volgt, kan hij mijn leerling niet zijn. Als iemand van u een toren wil bouwen, zal hij er dan niet eerst voor gaan zitten om een begroting te maken, of hij wel genoeg bezit om hem te voltooien? Anders zou het hem kunnen overkomen, als hij de fundering heeft gelegd en niet in staat is het werk tot een einde te brengen, dat allen die het zien hem gaan bespotten en zeggen: Die man begon te bouwen maar hij was niet in staat het einde te halen. Of welke koning zal, als hij tegen een andere koning ten oorlog wil trekken, niet eerst overleggen of hij sterk genoeg is om met tienduizend man het hoofd te bieden aan iemand die met twintigduizend man tegen hem optrekt? Zo niet, dan stuurt hij, als de tegenstander nog ver weg is, een gezantschap en vraagt om de vredesvoorwaarden. Zo kan niemand van u mijn leerling zijn, als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit.