Preek van 5 oktober 2025

Preek van 5 oktober 2025

27e zondag door het jaar

Broeders en zusters, op deze zevenentwintigste zondag door het jaar nodigen de lezingen ons uit om opnieuw stil te staan bij de betekenis van geloven. Al eeuwenlang vragen mensen zich af wat liefde betekent; op dezelfde manier blijft de vraag naar de ware aard van geloof ons bezighouden. Net zoals er veel misverstanden bestaan over liefde, loopt het geloof daar bepaald niet voorop: in onze tijd wordt geloven vaak gezien als iets voor mensen die niet zelf nadenken, die zich klakkeloos laten leiden door oude boeken of door wat anderen, de kerk, voorschrijven. Maar wie goed luistert naar de lezingen van vandaag, zal ontdekken dat geloven veel dieper en rijker is dan dat karikaturale beeld.

De eerste lezing brengt ons bij de profeet Habakuk, één van die minder bekende figuren uit het Oude Testament, maar zijn woorden zijn tijdloos en raken ons allemaal. Wie van ons heeft niet, in momenten van pijn en onrecht, tot God geroepen: “Hoelang nog, Heer, moet ik roepen zonder dat U antwoordt? Waarom grijpt U niet in als ik onrecht zie en ellende moet ondergaan?” Het zijn woorden die rechtstreeks uit het hart komen, uit een diep verlangen naar rechtvaardigheid, naar nabijheid van God, naar antwoorden op onze vragen.

Dit toont meteen een belangrijk aspect van geloof: het is geen vaststaand systeem, geen verzameling antwoorden waarmee je het leven kunt ‘oplossen’. Geloof is in de eerste plaats een zoektocht, een voortdurende dialoog met God. Habakuk schuwt de twijfel niet, integendeel: hij stelt zijn vragen aan God, hij daagt Hem uit. En juist in die eerlijkheid, in die worsteling, groeit het vertrouwen. God zegt immers: “Geef het wachten niet op, want komen doet het beslist.” Ook al krijgen we niet meteen alle antwoorden, het geloof nodigt ons uit om niet op te geven, om vol te houden, om open te blijven voor Gods antwoord, zelfs als dat uitblijft of anders uitvalt dan wij verwachten. Twijfel is daarbij geen vijand van het geloof, maar juist een teken van levend geloof: twijfel opent ruimte voor een echte ontmoeting met God.

Diezelfde spanning tussen verlangen, twijfel en vertrouwen klinkt door in het evangelie van vandaag. De leerlingen vragen aan Jezus: “Geef ons meer geloof.” Deze vraag komt na de oproep van Jezus om altijd en telkens weer te vergeven – zelfs tot zeventigmaal zevenmaal toe. Wie kent niet de aarzeling: kan ik dat wel, is dat haalbaar? Is dat niet te veel gevraagd? We herkennen onszelf in hun smeekbede: Heer, geef ons meer geloof, meer kracht om te leven zoals U dat vraagt.

Jezus antwoordt niet door meer geloof ‘toe te voegen’, maar door duidelijk te maken dat het niet gaat om de hoeveelheid geloof, maar om de kracht van vertrouwen. “Al is je geloof nog zo klein als een mosterdzaadje, je kunt bergen verzetten.” Het gaat erom dat je je durft toe te vertrouwen aan God, ook als je niet alles zeker weet, ook als je niet begrijpt waarom dingen gebeuren zoals ze gebeuren. Geloven vraagt juist moed en openheid, het vraagt een bewuste keuze om je leven in Gods handen te leggen. Dat is geen kwestie van domheid of naïviteit, maar van vertrouwen – een vertrouwen dat kan bestaan naast twijfel en vragen.

Geloven is geen prestatie, geen bewijs van bijzonderheid. Jezus zegt: “Wanneer je alles hebt gedaan wat je moest doen, zeg dan: wij zijn maar gewone knechten, we hebben slechts onze plicht gedaan.” Geloof maakt ons niet tot supermensen, maar tot mensen die erkennen dat ze niet alles zelf in de hand hebben en daarom hun leven in vertrouwen durven te geven aan God. Het hoort bij ons mens-zijn, het is diep verankerd in wie we zijn.

Daarom komen wij samen, zoals Jezus ons is voorgegaan. In de voortdurende dialoog met God, waarin ruimte is voor twijfel en vragen, worden wij uitgenodigd om ons opnieuw toe te vertrouwen aan Zijn liefdevolle nabijheid. Zo worden wij gesterkt in ons geloof en mogen wij, elk op onze eigen manier, groeien in vertrouwen en overgave.

1e lezing: Habakuk 1, 2-3; 2, 2-4; 2e lezing: 2 Tim. 1, 6-8. 13-14; evangelie: Lucas 17, 5-10
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zeiden de apostelen tot de Heer: ‘Geef ons meer geloof.’ De Heer antwoordde: ‘Als ge een geloof had als een mosterdzaadje, zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen: Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee, en hij zou u gehoorzamen. Wie van u zal tot de knecht die hij in dienst heeft als ploeger of veehoeder bij diens thuiskomst van het land zeggen: Kom meteen aan tafel en tast toe? Zal hij niet eerder zeggen: Maak mijn maaltijd klaar, omgord je en bedien mij terwijl ik eet en drink; daarna kun je zelf eten en drinken? Moet hij die knecht soms dankbaar zijn, omdat hij heeft uitgevoerd wat hem is opgedragen? Zo is het ook met u: wanneer ge alles hebt gedaan wat u opgedragen werd, zegt dan: Wij zijn onnutte knechten; wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.’