Preek van 31 augustus 2025

Preek van 31 augustus 2025

22zondag door het jaar

Jezus is door een van de voornaamste Farizeeën aan tafel uitgenodigd. Bij goed volk dus, bij vrome en wetsgetrouwen Joodse volgelingen. Een scherpe waarnemer als Hij is ziet Hij het voor ons overbekende tafereel waarbij ook hier de genodigden proberen om de ereplaats naast de gastheer te bemachtigen. Hij neemt dan ook geen blad voor zijn mond wanneer Hij tegen zijn medegenodigden zegt: “Ga niet op de ereplaats zitten, want wie zich verheft zal neergebogen worden en wie zich buigt zal verheven worden.” Bij een gelijkaardig tafereel zou Paulus later aan de Korintiërs heel fel van leer trekken tegen de wijze waarop de christenen te Korinthe een soortgelijke agapè of vriendenmaal vieren. Daar aten de rijken er haastig het meegebrachte eten op, zodat de armen en de slaven die pas later konden komen niets meer te eten hadden. “Dat noem ik geen maaltijd des Heren” schreef Paulus, en Hij vervolgde: ‘Wie deelneemt aan de eucharistische maaltijd herdenkt daarbij hoe Jezus omwille van ons de kruisdood is gestorven (1 Kor 11,12). Denkend aan deze laatkomers die gebukt gaat onder armoede, uitbuiting en onderdrukking en voor wie geen plaats aan de feesttafel gegund is, zegt Jezus tegen zijn gastheer: “Nodig liever armen, gehandicapten, kreupelen en blinden. Gelukkig zul je zijn want zij kunnen u niets terug geven.” Een eettafel is tenslotte meer dan een plank op vier poten. En als mensen tot op vandaag zich rond die ene tafel scharen, dan is dat een prachtig symbool van menselijke solidariteit. Mensen die elkaars taal niet verstaan komen elkaar nabij. en wanneer zij zitten aan een zelfde tafel, zijn zij lotgenoten. Mensen die iets doen voor elkaar, waarbij rand of stand niet aan de orde zijn. Mensen ook die niet verwaand en zelfgenoegzaam met hun hoofd in de wolken lopen, maar in hun ellendige situatie blijven hopen op Hem wiens Naam is: “Ik zal er voor u zijn zoals ik er zal zijn.” Eenvoudige, deemoedige mensen die met veel eerbied buigen voor hun Heer. Het gaat niet om nederigen of om ‘zich vernederen’. Het Latijnse woord ‘humilis’ dat nederig betekent komt van het woord ‘humus’ dat ‘grond’ betekent of: met beide benen op de grond staan, niet hoger en niet lager. Mensen dus die weten waar ze staan en eerbied hebben voor de eigenheid van een ander, die zich buigen voor God die ons draagt en ons te boven gaat. Jezus moet volgens Matteüs zo iemand geweest zijn: zachtmoedig en eenvoudig van hart (Mt 11,29). Iemand die zich wist te buigen. Want een mens is immers waard wat hij waard is in de ogen van God” (Sir 3,18.20.24). Jezus’ aansporing tot nederigheid wil zeggen: “Blaas jezelf niet op in de ogen van de mensen, maak jezelf niet belangrijker dan je al bent, want je bént belangrijk! In de ogen van God ben je zijn beminde kind. En die naast je zit is dat ook. Aangezien wij alles van God zomaar hebben gekregen kunnen we maar beter zelf even gratuït geven. Dan zitten zij die niets terugkrijgen echt wel op het beste spoor. Zij stichten mede het Rijk Gods en zijn wetmatigheid die haaks staat op de maatstaven die wij hanteren.

1e lezing: Sirach 3, 17-18.20.28-29; 2e lezing: Hebr. 12, 18-19.22-24a; evangelie: Lucas 14, 1.7-14
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen Jezus op een sabbat het huis van een van de voornaamste Farizeeën binnenging om de maaltijd te gebruiken, hielden zij Hem voortdurend in het oog. Daar Hij opmerkte, hoe de genodigden de voornaamste plaatsen aan tafel uitzochten, hield Hij hun de volgende gelijkenis voor: Wanneer gij door iemand op een bruiloft wordt genodigd, ga dan niet aanliggen op de voornaamste plaats. Het zou kunnen zijn, dat er door hem iemand is uitgenodigd die voornamer is dan gij, en dat degene die u en hem genodigd heeft u komt zeggen: Sta uw plaats aan hem af. Dan zoudt ge vol schaamte de minste plaats moeten innemen. Maar ga, wanneer ge ergens genodigd wordt, op de minste plaats aanliggen. Als degene die u heeft uitgenodigd dan komt, zal hij u zeggen: Vriend, ga wat hoger op. Zo zal u een eer te beurt vallen in het oog van allen die met u aanliggen. Want al wie zichzelf verheft zal vernederd, en wie zichzelf vernedert, zal verheven worden.’ Hij zei ook nog, nu tot zijn gastheer: ‘Wanneer gij een middag - of een avondmaal geeft, nodig dan niet uw vrienden, broers en bloedverwanten uit en ook geen rijke buren. Het zou kunnen zijn, dat zij op hun beurt u uitnodigen en gij het dus terugkrijgt. Maar als ge een gastmaal geeft, nodig armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden uit. Gelukkig zult ge zijn, omdat zij het u niet kunnen vergelden. Het zal u vergolden worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.’