Preek van 29 juni 2025

Preek van 29 juni 2025

HH. Petrus en Paulus

Vreemd eigenlijk dat ik van kindsbeen af bij dit feest van Petrus en Paulus spontaan voor me een grote kerk zag met twee hoge torens. Een kathedraal zoals de Dom van Keulen Of de Notre-Dame te Parijs. Maar ik kende toen nog geen Frans, en zeker geen Duits. Sinds korte tijd houd ik het nu bij een kerk met twee ongelijke torens net zoals de kerk op de kaft van ons misboekje. Twee stevige maar ongelijke torens die elk het schip van de kerk – waar het toch om gaat - stevig stutten. Twee ongelijke torens roepen vandaag twee verschillende mensen op. Samen vernoemd en tegelijk niet op elkaar lijkend.

Zo was Petrus, die terecht als eerste wordt genoemd, een simpele, doodgewone visser die hoogstwaarschijnlijk aanvankelijk lezen noch kon schrijven. We mogen toch niet vergeten dat wij ons in het prille begin van de eerste eeuw bevinden. Er bestonden nog geen christenen, wel Joden. Paulus was zo iemand, hij hoorde zelfs bij de ontwikkelde Joden. Bij de intelligentsia, gestudeerd en onderwezen door Gamaliël, één van Israëls meest gezaghebbende rabbijnen. Tussen beiden mensen bestond er toen evenveel verschil als vandaag tussen een havenarbeider en een doctorandus in de theologie.

Uit het Evangelie leren we Petrus kennen als een en al temperament die zich nu eens wit dan weer zwart uitte en daardoor nogal eens vanwege Jezus de wind van voren kreeg. Niet te begrijpen dat hij in het evangelie dat we zojuist gehoord hebben blijk geeft van een niet te evenaren spontaan en eerlijk geloof in Jezus. En omwille van zijn geloofsbelijdenis wordt hij aangesteld tot rots van de kerk. Máár ..! Eenmaal het erop aankomt om kleur te bekennen, zal hij Jezus als een lafaard verraden: “Ik ken die Man niet”, “Ik was niet bij Hem.” Bij Paulus lijkt het andersom: we leren hem aanvankelijk kennen als een harde en meedogenloze vijand van Jezus’ eerste volgelingen die hen vervolgde waar hij ze maar te pakken kon krijgen. Maar op zijn weg naar Damascus, daar gebeurde het! Plotseling flitste er een licht uit de hemel om hem heen. Hij viel op de grond en hoorde een stem: "Saul, Saul, waarom vervolg je mij?" Hij vroeg: "Wie bent u, Heer?" En Hij antwoordde: "Ik ben Jezus, die jij vervolgt." Eenmaal in Damascus verneemt Hij dat hij dat Jezus hem uitverkoren heeft om diens naam uit te dragen onder heidenen en zonen van Israël. Dankzij zijn ongekende ijver zal de jonge kerk wereldwijd gekend zijn van Athene tot Rome.

Wanneer we weten dat beide apostelen de basis hebben gelegd waarop de Catholica van alle christenen, tot op vandaag steunt dan kunnen we niets anders zeggen dan dat God tot op vandaag in en door mensen werkt, door onvolmaakte en begaafde mensen, door mensen van verschillende cultuur en achtergrond, door mensen van een andere belijdenis dan de onze. Maar hoe onbegrijpelijk Gods wegen ook mogen zijn, zijn werk gaat niet verloren, ook vandaag niet in deze moeilijke tijd. Een tijd van onenigheid en polarisatie hier in het Westen van vooruitstrevenden en reactionairen, van institutionelen en charismatici. Begrijpelijk dan ook dat veel gelovigen daar moeite mee hebben. En inderdaad de manier waarop een en ander gebeurt kan heel beschamend zijn.

Anderzijds is het ook goed dat er tegenstellingen zijn in de Kerk, hoe vreemd dat misschien ook moge klinken. Denkend aan Petrus en Paulus geloven we dat de Kerk een gemeenschap blijft van mensen en niet van robots. Want zonder onenigheid is de kans groot dat de kerk verstart en verkrampt, wat nu reeds in sommige kringen gebeurt.

Wil de kerk van Petrus en Paulus, Jezus’ boodschap aansluiting vinden in onze tijd, dan moet ze niet bang om, waar nodig, nieuwe wegen te gaan. Zowel het instituut van Petrus als het charisma Paulus zullen het leven van onze kerk tot in eeuwigheid steunen en stutten net zoals die twee ongelijke torens van een kerkschip.

1e lezing: Hand. 12, 1-11; 2e lezing: 2 Tim. 4, 6-8. 17-18; evangelie: Matteüs 16, 13-19
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was, stelde Hij zijn leerlingen deze vraag: ‘Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?’ Zij antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.’ ‘Maar gij’, sprak Hij tot hen, ‘wie zegt gij dat Ik ben?’ Simon Petrus antwoordde: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’ Jezus hernam: ‘Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn.’