Broeders en zusters, we hebben de plicht Kerstmis te vieren. Zo die staat! Ik ga u niet voorschrijven hoe u dat moet doen. Maar allen die hier zijn hebben vast een goed begin gemaakt. We kijken waar we uit kunnen komen.
De afgelopen twee jaar zat ik teveel te somberen en vroeg ik me af: ‘Kan God wel op aarde komen in Bethlehem op de brokstukken van verwoeste huizen?’
Ik zeg nu van harte ja. Het moet. Als we dat laten passeren dan geven we de moed op. De hopeloze aanblik van het heilig land kan ons zo ontredderd doen raken dat we ons geloof op zouden opgeven. Het helpt niet verder. We hebben de plicht Jezus op te nemen in ons midden en niet een keer opnieuw te zeggen: er is geen plek in de herberg ga maar elders kijken. We hebben die beelden gezien. Kinderen uit Gaza die wat onkruid bij elkaar scharrelen waar de moeders nog wat watersoep van proberen te maken. Eigenlijk werd Jezus in 2025 jaar geleden geboren in een betere conditie dan nu. Er was een grot of een stal en toch al gauw trokken mensen naar die plek toe. Niet een grote getale maar mensen die door hadden wat er werkelijk gaande was. En dat waren niet de slimsten. De herders voorop. Zij stonden op de laagste plaats van de maatschappelijke ladder. Er was een os en een ezel voor de verwarming en er vlogen engelen rond die zongen. Er zijn vele kerstliederen uit voortgekomen en oratoria en al dies meer. En er zijn al wijzen op weg naar deze stal om hulde te bewijzen aan dit kleine kind dat eens koning zal worden genoemd. De geschenken zijn al onderweg.
En nu? Nu moeten we op de puinhopen een ruimte leegscheppen, bedekken met mos zodat we nog een zachte ondergrond kunnen vormen. Misschien lukt het uit de brokstukken nog wat planken te trekken waar de vader, Jozef de timmerman, een kribbe kan maken. De herders zoeken wat twijgen en takjes om een vuurtje te stoken want de os en ezel zijn allang gevlucht. Er hangt nog ergens een stuk tentdoek te wapperen. Het kind kan erin gewikkeld worden. Op zijn buikje staan de letters VN. Als dekentje vinden we een vod waarop artsen zonder grenzen staat. Er komen wat bange Gazanen uit hun tenten en in hun handen hebben ze een paar blikken bonen in tomatensaus, gift from the Red Cross Holland. Ze brengen kannen met water dat ze goed hebben laten doorkoken want ze voelen wel aan hoe belangrijk dit kind is. Ziet u broeders en zusters zo ziet de kerststal anno 2025 eruit. Dat is geen sprookje, het de realiteit. Onze kerststal is daar een centerparkhuisje bij. We hebben de plicht Gods Zoon op te vangen en er voor te zorgen als is het maar om weer te leren omgaan met de kwetsbaarheid van een pasgeboren kind. Het lukt ons we hebben met niets een warm nestje gebouwd om God zelf op te vangen. God uit de Hoge in de meest primitieve omstandigheden opgevangen. Om weer te leren omgaan met de zachtheid die het van ons vraagt. In elk van ons zit dat kind dat schreeuwt om zorg en aandacht. Zorgdragen voor die baby in de koude nachten op de velden van Bethlehem leert ons weer om te zorgen voor onszelf en voor de ander.
En die opdracht hebben we elk jaar: uit het niets een plek creëren waar God geboren kan worden een moment waarop hemel en aarde elkaar raken. Onze slimme wereldherders verwoesten. De geminachte herders bouwen weer op. En daar zijn we hard aan toe. Het is genoeg geweest al die jaren oorlog om, ja om wat eigenlijk? Weet u het nog? Stoppen lukt blijkbaar nog niet. Er zijn afgoden op aarde die zich belangrijker achten dan God zelf. Ik ken er twee die vannacht zeker in een kerk zullen zitten. Ik heb de moed op gegeven om te gissen wat er in hun hoofden omgaat.
Broeders en zusters, we gaan niet meer zitten afwachten tot de vrede zomaar komt neerdalen. We moeten in actie komen. Dat is niet zo ingewikkeld. Met niets kunnen we een onderkomen voor God bouwen, hoe schamel ook. Want het gaat er Hem niet om in aan paleis van cederhout en goud te worden geboren. Hij wil zich welkom voelen en mensen om Hem heen die zich om Hem bekommeren. Hij is met niets tevreden. Wij gaan niet meer zitten wachten op vrede. Dat komt niet vanzelf. Wij kunnen met niets recht doen aan onze naaste en dat is de primaire voorwaarde voor vrede: de ander tot zijn recht laten komen. Dan zijn we als mensen ook op zijn mooist. Het kost geen geld. Het vraagt wel om geloof en moed. De moed zit erin nee te zeggen tegen de lompheid en verloedering die er in onze samenleving is ingeslopen. De moed zit erin je af te vragen waarom we zoveel agressie hebben, dat er hooligans zijn. De moed zit erin om je af te vragen: wat is er dat zoveel mensen zo ontevreden voelen en een uitlaadklep zoeken om hun frustraties kwijt te kunnen. We kunnen vermoeden dat er toch iets meespeelt van: ik word niet gehoord, men neemt mij niet serieus, ik krijg geen kansen.
Onze samenleving sluit systematisch mensen uit en dat gaat zich tegen ons keren want u en ik willen dat zelf ook niet, maar we sluiten ons op in onszelf en de afstand is wordt steeds groter. Maar hebben de plicht daar verandering in te brengen nu we ja zeggen tegen het kindeke Jezus het ook op ons te nemen. Maar voor een relatie zijn er minimaal twee mensen nodig. God is mens geworden en dat vraagt van ons een volmondig ja; we zullen voor je zorgen. Maar waar twee zijn in mijn naam, en waar komt dat meer aan de orde dan in deze nacht we verandering dan mogen we zeker van Gods zijde ook wat verwachten. Dat is wat er in deze nacht gebeurt. God in de kribbe heeft ons hard nodig en dat doen het beste door Hem en elkaar alle eer en glorie te geven. Maar dan begint het pas. Het is het begin van een eeuwigdurende relatie waarin steeds meer gedeeld gaat worden. Nu zijn wij nog aan het woord met onze lof en verheerlijking maar daarna gaan Hij en wij elkaar verder ontdekken en zoeken om tot bloei te komen. Daaruit kan voortkomen dat we hardop nee zeggen. We pikken geen agressie en geruzie meer. We willen dat dit kind veilig en geborgen is en dat hebben wij in de hand. Hij komt in een verruwde wereld, een samenleving die op drift lijkt te zijn en die samenleving zijn wij. Zalig kerstfeest.
1e
lezing: Jesaja 9, 1-6; 2e lezing: Titus 2, 11-14; evangelie: Lucas 2, 1-14
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die dagen kwam er een besluit van keizer Augustus, dat er een volkstelling moest gehouden worden in heel zijn rijk. Deze volkstelling had voor het eerst plaats toen Quirinius landvoogd van Syrië was. Allen gingen op reis, ieder naar zijn eigen stad om zich te laten inschrijven. Ook Jozef trok op en omdat hij behoorde tot het huis en geslacht van David, ging hij van Galilea uit de stad Nazareth naar Judea naar de stad van David, Bethlehem geheten, om zich te laten inschrijven, samen met Maria, zijn verloofde, die zwanger was. Terwijl zij daar verbleven, brak het uur aan waarop zij moeder zou worden; zij bracht haar zoon ter wereld, haar eerstgeborene, wikkelde hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg. In de omgeving bevonden zich herders die in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten. Plotseling stond een engel des Heren voor hen en zij werden omstraald door de glorie des Heren, zodat zij door grote vrees werden bevangen. Maar de engel sprak tot hen: ‘Vreest niet, want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk. Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David. En dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren kind vinden, in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.’ Opeens voegde zich bij de engel een hemelse heerschare; zij verheerlijkten God met de woorden: ‘Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft.’