Dierbare Broeders en zusters, in de evangelielezing van deze week horen we drie overtuigende woorden van Jezus die de moeite waard zijn om over na te denken:
- Ik ben gekomen om vuur op arde te brengen
- Ik moet een doop ondergaan
- Ik ben gekomen om verdeeldheid op aarde te brengen, geen vrede
Ten eerste wordt Gods aanwezigheid in het leven van mensen in de Schrift vaak uitgedrukt door het symbool vuur. Er zijn drie betekenissen van vuur:
- Het vuur van de Heilige Geest: dat zuivert, reinigt en bevrijdt van zonde, dat ons hart aansteekt, verandert en ons bezielt tot lof en aanbidding van God.
- Het vuur dat scheidt: de waarheid van Jezus legt alle valsheid bloot en maakt scheiding tussen wie Hem aanneemt en wie Hem afwijst.
- De komst van Jezus maakt duidelijk wie rechtvaardig leeft en wie niet. In Lucas hoofdstuk 12, vers 49 gaat het vooral om dit vuur van zuivering en oordeel, dat zichtbaar wordt in zijn lijden, zijn dood en zijn verrijzenis.
Ten tweede moest Jezus gedoopt worden. De betekende in Joodse traditie, reiniging en heiliging. Jezus spreekt hier niet meer over de doop door Johannes, maar over de doek van zijn lijden en dood (vgl. MV. 10:38). Door zijn sterven reinigt Hij de mensheid van de zonde en herstelt Hij ons opnieuw in onze waardigheid als kinderen van God (vgl. Gen 1,27). Door zijn dood en Francis opent Jezus en nieuwe tijdperk, vergeving en herstel. Hij verlangt ernaar dat dit proces van zuivering begint, en hij vraagt ons op een keuze te maken: ons door Hem te laten “dopen”, partij te kiezen voor Hem (vgl. Hand. 2,38).
Ten derde kwam Jezus om conflicten te veroorzaken. Dit is zeker niet in tegenspraak met Jezus' woorden over vrede. De vrede die Jezus aanbood, werd niet in gevaar gebracht door degenen die zich tegen Hem verzetten. Jezus stak zijn hand niet uit als teken van vrede met Pilatus. Jezus sloot geen pact met de Farizeeën, Sadduceeën en het Sanhedrin om harmonie te bereiken tussen de verschillende geloven. Evenmin sloot Jezus een pact met Herodes Antipas om sociale rust te bewaren. De vrede die Jezus verlangde, was de vrede van God. God is het middelpunt van het menselijk leven. Omdat mensen God als middelpunt van hun leven kozen, kon Hij de vijand zijn van velen die Satan in hun hart wilden laten heersen. De vrede die Jezus verkondigde, werd afgewezen door Pontius Pilatus, de Farizeeën, de Sadduceeën, de Joodse oudsten, het Sanhedrin, Herodes Antipas en iedereen met een vergelijkbare mentaliteit en levensstijl.
Enkele voorbeelden uit het hedendaagse leven:
- In Indonesië zien we dat families soms verdeelt raken door het geloof. Wanneer een kind het een niet-christelijk gezien besluit zich te laten dopen, kan dat leiden tot grote spanningen. Ouders of broers en zussen weigeren soms dit te accepteren en verbreken zelfs de banden. Toch zijn er ook gezinnen die, ondanks het verschil in geloof, de keuze respecteren en verbonden blijven. Soms zijn bij een wijding van een priester en nonnen, zelfs hun moslimhouders aanwezig, herkenbaar aan hun kleding.
- Zelfs binnen een kerkgemeenschap kan verdeeldheid ontstaan wanneer leden verschillende opvattingen hebben en zich meer op zichzelf dan op God richten.
- En de kerk zelf ervaart weerstand wanneer zij vasthoudt aan de Bijbelse waarheid. Denk aan de thema’s eerlijkheid, seksualiteit en rechtvaardigheid: in een samenleving met heel andere waarden kan dat tot harde reacties leiden.
Mogen we ernaar streven Gods waarheid en liefde dieper te begrijpen, zodat we kunnen volharden in het realiseren ervan, waarbij we altijd Gods aanwezigheid in al onze inspanningen erkennen.
1e
lezing: Jeremia 38, 4-6. 8-10; 2e lezing: Hebr. 12, 1-4; evangelie: Lucas 12, 49-53
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait! Ik moet een doopsel ondergaan, en hoe beklemd voel Ik Mij totdat het volbracht is. Meent gij, dat Ik op aarde vrede ben komen brengen? Neen, zeg Ik u, juist verdeeldheid. Want van nu af zullen er vijf in een huis verdeeld zijn; drie zullen er staan tegenover twee en twee tegenover drie; de vader tegenover de zoon en de zoon tegenover de vader; de moeder tegenover de dochter en de dochter tegenover de moeder, de schoonmoeder tegenover haar schoondochter en de schoondochter tegenover de schoonmoeder.’