Preek van 17 april 2025

Preek van 17 april 2025

Witte Donderdag 2025

Broeders en zusters, op deze avond zien wij het gelaat van Jezus weerspiegelt in het water dat de voeten van de leerlingen, en ook onze voeten, gewassen heeft. We zien het gelaat van Jezus weerspiegelt in de wijn die Hij heeft omgevormd tot Zijn kostbaar bloed; teken van het Nieuwe Verbond. Het gelaat van Jezus weerspiegelt op deze avond in zoveel mensen en dingen: in het bloed en het zweet van de in doodsangst biddende Jezus, in het licht van de toortsen waarmee men Jezus kwam arresteren; in de tranen van berouw die Petrus schreide na zijn verraad. Alles weerspiegelt op deze avond het gelaat van Jezus.

In het gelaat van Jezus lezen wij, vooral op deze avond, zijn liefde tot het uiterste toe. De liefde tot het uiterste toe is het nieuwe gebod dat Jezus ons gegeven heeft. We hebben Hem horen zeggen: ‘ik geef u een nieuw gebod dat gij elkaar liefhebt’. Het enkel elkaar liefhebben kan niet het nieuwe gebod zijn aangezien ook in het Oude Verbond dit reeds aanwezig was. Had de Heer niet aan Mozes bevolen: ‘U mag uw naaste niet uitbuiten en hem in niets te kortdoen. U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Ik ben de Heer.’(Lev. 19,13.18)? Elkaar liefhebben dat doen de heidenen ook alsmede de farizeeën en schriftgeleerden. Waarom spreekt Jezus dan over een nieuw gebod?

Het nieuwe van de invulling die Jezus aan dit aloude en universele gebod geeft, zijn de woorden: ‘zoals ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar beminnen’. (Joh. 13,34). Jezus zelf is het nieuwe aan dit aloude gebod. Wij moeten elkaar beminnen zoals Jezus ons bemind heeft. Die liefde is uniek. Maar waar ligt dan die kracht van Jezus liefde voor ons? Wat maakt deze liefde zo totaal nieuw? Jezus zelf geeft ons het antwoord: ‘Zoals de Vader mij heeft liefgehad, zo heb ook Ik u liefgehad.’ (Joh. 15,9)

Jezus heeft ons lief met de liefde waarmee de Vader Hem heeft liefgehad. De liefde die Jezus in het gelaat van Zijn Vader ontdekt heeft, is de bron geworden van waaruit Hij ons heeft liefgehad tot het uiterste toe. De liefde tot het uiterste vindt haar oorsprong in het liefhebbende gelaat van de Vader. Heeft Mozes dit dan niet in het gelaat van God kunnen zien? Nee, aan Mozes, noch aan wie dan ook was het geoorloofd om God te zien van aangezicht tot aangezicht. Jezus is de enige mens die God ooit gezien heeft van aangezicht tot aangezicht en daarmee is Hij gelijk geworden aan de Vader. ‘Wie Mij ziet, ziet de Vader!’ Wie de liefde tot het uiterste van Jezus ziet, ziet de liefde tot het uiterste van de Vader.

In deze dagen van Pasen mogen we op een heel bijzondere manier ‘Gods liefde tot het uiterste toe’ ervaren. Dat lijkt heel mooi en romantisch maar ‘Gods liefde tot het uiterste toe’ is schokkend en haast weerzinwekkend. Deze goddelijke liefde uit zich in de voetwassing en in het breken van het brood. Het is een aanstoot en een dwaasheid. ‘Heer, wilt Gij mij de voeten wassen?’ De ontmoeting met een God die zichzelf geeft in ‘een liefde tot het uiterste toe’ is onbegrijpelijk. ‘Wat Ik doe begrijpt ge nu nog niet, maar later zult gij het inzien.’

Wanneer is dit ‘later’? Wanneer zullen wij als gelovigen, maar ook wanneer zal de wereld, deze ‘liefde tot het uiterste toe’ begrijpen? Het is een vraag die mij bezighoud, broeders en zusters, vooral in een tijd waarin de kerk zo onder vuur ligt. De wereld mag ons bevragen op onze ‘liefde tot het uiterste toe’. Hoewel zij die liefde niet kan begrijpen mag zij wel eisen dat het aan ‘die liefde tot het uiterste toe’ is dat men de leerlingen van Jezus kan herkennen. Wanneer zullen wij als kerk, als gelovige gemeenschap, begrijpen wat Jezus gedaan heeft?

‘Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb?’ Begrijpen wij ‘de liefde tot het uiterste toe’? Jezus ‘liefde tot het uiterste toe’ is een aanklacht tegen de onverschilligheid. Een aanklacht tegen die ingebakken houding van de mens om eerst en vooral aan zichzelf te denken. De liefde tot het uiterste toe is de volledige zelfgave van Jezus, de zelfgave van God. Wij verwachten vooral deze zelfgave van anderen. Maar de woorden van Jezus: ‘ik heb u een voorbeeld gegeven opdat gij zoude doen zoals ik u gedaan heb’, zijn woorden gericht tot iedereen van ons. Moge wij dit toch inzien, begrijpen, opdat de wereld mag geloven; dat zij op het gelaat van de kerk ‘de liefde tot het uiterste’ mag aflezen. ‘Begrijpt gij?’ Deze avond is verre van romantisch. Het is een keiharde confrontatie door in het gelaat van Jezus ‘de liefde tot het uiterste toe’ te zien.

Is leven met dit ideaal onmogelijk? Is ‘de liefde tot het uiterste toe’ enkel weggelegd voor Jezus? Nee, laten wij naar Jezus blijven kijken zoals Hij voortdurend kijkt in het gelaat van Zijn Vader. Daar waar wij liefde zien zal ook liefde ontstaan. Of misschien beter: daar wij liefde ervaren zal liefde voelbaar worden, werkelijkheid worden. Daarom: laten wij opstaan en onszelf wegschenken in een liefde tot het uiterste toe naar het voorbeeld van Jezus.

1e lezing: Ex. 12, 1-8. 11-14; 2e lezing: 1 Kor. 11, 23-26.; evangelie: Joh. 13, 1-15
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Het paasfeest was op handen. Jezus, die wist dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan naar de Vader en die de zijnen in de wereld bemind had, gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe. Het avondmaal was begonnen. De duivel had reeds aan Judas Iskariot, de zoon van Simon, het plan ingegeven om Hem over te leveren. In het bewustzijn dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God was uitgegaan en naar God terugkeerde, stond hij van tafel op, legde zijn bovenkleren af, nam een linnen doek en omgordde zich daarmee. Daarop goot Hij water in het wasbekken en begon de voeten van de leerlingen te wassen en ze met de doek waarmee Hij omgord was af te drogen. Zo kwam Hij bij Simon Petrus, die echter tot Hem zei: ‘Heer wilt Gij mij de voeten wassen?’ Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Wat Ik doe begrijpt ge nu nog niet, maar later zult gij het inzien.’ Toen zei Petrus tot Hem: ‘Nooit in der eeuwigheid zult Gij mij de voeten wassen!’ Jezus antwoordde hem: ‘Als gij u niet door Mij laat wassen, kunt gij mijn deelgenoot niet zijn.’ Daarop zei Simon Petrus tot Hem: ‘Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en hoofd.’ Maar Jezus antwoordde: ‘Wie een bad heeft genomen, behoeft zich niet meer te wassen (tenzij de voeten), hij is immers helemaal rein. Ook gij zijt rein, ofschoon niet allen.’ Hij wist immers wie Hem zou overleveren. Daarom zei Hij: ‘Niet allen zijt gij rein.’ Toen Hij dan hun voeten had gewassen, zijn bovenkleren had aangetrokken en weer aan tafel was gegaan, sprak Hij tot hen: ‘Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb? Gij spreekt Mij aan als Leraar en Heer, en dat doet gij terecht, want dat ben Ik. Maar als Ik, de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen. Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb.