Dierbare broeders en zusters, de liturgie van vandaag richt zich niet alleen op het mysterie van de drie goddelijke Personen, maar vooral op de liefde — de liefde die tegelijkertijd de kern, de eenheid en de Drievuldigheid van God vormt. Laten we stilstaan bij de laatste zin van de tweede lezing: “En de hoop stelt niet teleur, omdat Gods liefde in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest die ons werd geschonken.” In deze zin zitten meerdere lagen om over na te denken:
1. “De hoop stelt niet teleur”
Hoop is meer dan optimisme of een vage wens dat alles goed komt. Ware christelijke hoop is geworteld in Gods liefde — een liefde die geopenbaard is en werkelijkheid wordt door de aanwezigheid van de Heilige Geest. Deze hoop groeit samen met het geloof, vooral wanneer iemand geconfronteerd wordt met zware beproevingen of lijden.
Wie eerder moeilijke tijden heeft meegemaakt, weet dat juist die ervaringen kunnen sterken in geloof en volharding. De strijd tegen pijn en verdriet, zonder op te geven, maakt de hoop sterker: dat het lijden voorbij zal gaan, dat er genezing zal komen, of dat er een diepere zin schuilt achter het leed.
Sta mij toe een waargebeurd voorbeeld te delen:
Een ernstig zieke man lag tien dagen in coma. De artsen gaven hem nauwelijks een overlevingskans. In totaal verbleef hij 73 dagen in het ziekenhuis, met complicaties als nierfalen, verlamming, geheugenverlies en de noodzaak tot levenslange dialyse.
Tijdens zijn herstel, na een derde operatie, hoorde hij op de intensive care twee verpleegkundigen praten. Eén vroeg aan de ander: “Ken jij de achtergrond van deze patiënt?” De ander antwoordde: “Nee.” De eerste vervolgde: “Ik ben verbaasd… hij straalt zo’n rust uit, alsof er niets met hem aan de hand is.” De patiënt luisterde en dacht in stilte: “Jullie weten niet dat ik de Heer Jezus heb.” En in zijn hart bad hij: “Dank U, Heer Jezus, voor Uw zegeningen en leiding tot nu toe.” Hoewel de littekens en pijnen nog voelbaar zijn, zag hij zijn lijden niet als straf van God, maar als een kans om te groeien in hoop en geloof. Hij ervoer dat hij nooit alleen was.
De liefde van God, uitgestort in het hart van de gelovige, is een bron van troost en kracht. Zelfs te midden van lijden blijft de Geest leven schenken, inspireren en leiden. Zo werd die hoop — ook al was het een lange weg — geen teleurstelling, maar een weg naar dieper geloof en vreugde. De apostel Paulus zelf kende het lijden goed, maar bleef volhouden omdat hij wist: God laat ons nooit alleen. Hij is een levend getuige dat hoop werkelijk niet beschaamt.
2. “Gods liefde is uitgestort in onze harten”
Deze goddelijke liefde is geen verdienste van mensen, maar een initiatief van God zelf. Het gebruikte Griekse werkwoord ekkekhytai betekent: overvloedig, onbegrensd uitgestort. Gods liefde is royaal, actief en zonder voorwaarden. Zij is geen theorie, maar iets dat persoonlijk ervaren moet worden. Zo’n ervaring verandert het hart, en dat komt tot uiting in onze houding en ons gedrag.
De liefde die wij ontvangen als genade — charis, wat vreugde, zegen en goedheid betekent — is een teken van Gods barmhartigheid. Hij kiest ervoor om ons te zegenen, niet om ons te straffen. Om ons lief te hebben, niet om ons te veroordelen.
Wanneer wij deze liefde echt beseffen, zullen wij ook anderen met meer mildheid, vriendelijkheid en barmhartigheid benaderen.
Moge de viering van het hoogfeest van de Allerheiligste Drie-eenheid ons geloof verdiepen, onze hoop versterken, en ons hart openen voor de ingevingen van de Heilige Geest. Laten we God danken voor Zijn onuitputtelijke genade en liefde — en deze liefde ook zichtbaar maken voor de mensen om ons heen, zodat steeds meer mensen zich met ons kunnen verheugen in de Heer.
1e
lezing: Spreuken 8, 22-31; 2e lezing: Romeinen 5, 1-5; evangelie: Johannes 16, 12-15
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In zijn afscheidsrede zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘ Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid, zal Hij u tot de volle waarheid brengen; Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de komende dingen aankondigen. Hij zal Mij verheerlijken, omdat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft. Ik zei dat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft, omdat al wat de Vader heeft het mijne is.