Preek van 10 augustus 2025

Preek van 10 augustus 2025

19zondag door het jaar

“I want it all, I want it now, I want it immediately. Met deze in het oog springende kreet raakte de Britse rockgroep Queen zowat twintig jaar geleden een typisch kenmerk aan van onze huidige Westerse leefcultuur. Ik wil alles, ik wil het hier en nu en wel meteen. Want zowel de drukke zakenman als de rust ogende monnik kan niet wachten. Hij wil het nu, want pas dan is hij er zeker van. En wachten? Dat kost geld en dat is zonde. En zo worden we opgejaagd en jagen we zelf anderen op, zuigen we ons leeg en raken we burn-out. In tegenstelling met het ‘wachten’ waarover Jezus het heeft Is ons huidig wachten enkel nog als tijdverspilling, als een noodzakelijk kwaad. Zelfs tijdens ons gebed denken we vaak aan het volgende op ons lijstje. Zonder het goed te beseffen zijn we nooit echt aanwezig bij de dingen die we doen. Dan bekruipt ons het nare gevoel dat we niet helemaal aanwezig zijn waar we zijn. En – zo zeggen we het dan – we willen er helemaal uit zijn, Weg, in de hoop onszelf terug te vinden.

In de voorlaatste bede van het Onze Vader bidden wij; “Leid ons niet in bekoring.” Letterlijk vertaald staat er: “Behoed ons ervoor dat wij uiteindelijk zouden afhaken, dat wij het wachten zouden verleren en dat wij het zouden opgeven.” Redenen genoeg om er dagelijks voor te bidden. In het evangelie van vandaag worden wij opgeroepen te wachten: “Houdt uw lendenen omgord en uw lampen brandend.” De eerste christenen voor wie Lucas dit evangelie schreef wisten heel goed waarnaar hij verwees: naar hun voorouders die op de avond voor de uittocht uit Egypte opgeroepen werden om waakzaam te zijn. Hoe vaak hadden zij al niet gewacht en het wachten verleerd? Want waaróm nog wachten? Het wordt nooit zoals voorzegd is. Dat deprimerend gevoel van onzekerheid herkenden de eerste christenen. Want Jezus’ beloofde terugkomst liet op zich wachten En zelfs het verwachten naar de eindtijd verdween volledig. Laat ons eerlijk zijn, ook wij leven in die tussentijd tussen hemelvaart en wederkomst, maar wie van ons ligt daar wakker van? Wij hebben weinig behoefte aan die waakzaamheid Want we moeten al in ons gewone leven aan zoveel denken En in deze rusteloze tijd attent zijn voor de mensen rondom ons. Toch is het niet ondenkbaar dat we onverwacht voor Hem zullen verschijnen. En Jezus – net als die heer in het evangelie – ons ter verantwoording zal roepen.

Wij, volgelingen van Jezus worden in het licht van Jezus’ wederkomst opgeroepen om onze aandacht en betrokkenheid te richten op dat wat voor ieder van ons het meest waardevol is. Met andere woorden: we zullen onze tijd, onze energie en onze gevoelens besteden aan de dingen die we echt belangrijk vinden. Met de woorden van paus Franciscus zaliger: “Waar is onze schat? Waar onze schat is, daar zal ook ons hart zijn .' Er zijn 'schatten', een leven lang opgestapeld, die de mens op het ogenblik van de dood moet achterlaten. Ik heb nog nooit een verhuiswagen achter een lijkstoet gezien, nog nooit. Maar er bestaan wel schatten die men met zich kan meenemen, die niemand kan roven. Schatten die men niet voor zichzelf heeft gespaard, maar die men aan de anderen heeft gegeven. De schat die de mens aan de anderen heeft gegeven, die neemt hij mee. Het zijn zijn liefde, naastenliefde, dienstbaarheid, geduld, goedheid, tederheid. Dat zijn de schatten die wij kunnen meenemen, de andere niet.

1e lezing: Wijsheid 18, 6-9; 2e lezing: Hebr. 11, 1-2. 8-12; evangelie: Lucas 12, 32-48
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Weest niet bevreesd, kleine kudde: het heeft Uw Vader behaagd u het Koninkrijk te schenken. Verkoopt uw bezittingen en geeft aalmoezen; verschaft u beurzen die niet verslijten, en verwerft een onuitputtelijke schat in de hemel, waar geen dief bij komt en geen mot hem bederft. Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.’ Houdt uw lenden omgord en de lampen brandend! Gedraagt u als mensen die wachten op de terugkomst van hun heer, die naar de bruiloft is, om als hij aankomt en klopt, hem aanstonds open te doen. Gelukkig de dienaars, die de heer bij zijn komst wakende zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u: Hij zal zich omgorden, hen aan tafel nodigen en langs hen gaan om te bedienen. Al komt hij ook in de tweede of in de derde nachtwake, gelukkig zijn de dienaars die hij zo aantreft. Begrijpt dit wel: Als de eigenaar van het huis wist op welk uur de dief zou komen, zou hij in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.’ Petrus vroeg Hem nu: ‘Heer, bedoelt Gij deze gelijkenis voor ons of voor iedereen?’ De Heer sprak: ‘Wie zou die trouwe en verstandige beheerder wel zijn, die de heer over zijn dienstvolk zal aanstellen om hun op de gestelde tijd hun rantsoen koren te geven? Gelukkig de knecht, die de heer bij zijn aankomst daarmee bezig vindt. Waarlijk, Ik zeg u: hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit. Maar zegt die knecht bij zichzelf: Mijn heer blijft nog wel een poosje weg, en begint hij de knechten en dienstmeisjes te slaan, en gaat hij zich ook te buiten aan spijs en drank, dan zal de heer van die knecht komen op een dag dat hij hem niet verwacht en op een uur dat hij niet kent; hij zal hem met het zwaard straffen en hem zo het lot doen ondergaan van de ontrouwen. De knecht die de wil van zijn heer kende, maar geen beschikkingen trof noch handelde volgens diens wil, zal zwaar getuchtigd worden. Wie echter in onwetendheid dingen heeft gedaan die tuchtiging verdienen, zal slechts licht gestraft worden. Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden geëist, en wie veel is toevertrouwd, ven hem zal des te meer worden gevraagd.